Dit schrijverslog is een onderdeel van het project: Jack's Laatste
Droom
en moet gezien worden als ondersteuning en aanvulling
op het materiaal dat daar te lezen is.


zondag 25 april 2010

Central Heide

De zon nodigt me uit. "Kom eens buiten. Het is hier heel fijn!" Ze riep me op zaterdag ook al, maar toen verkoos ik om er niet naar te luisteren. Teveel achterstallig werk. Het lag er al een tijdje en op een bepaald moment kun je er niet meer onderuit. Zo voel ik dat dan en aan dat gevoel geef ik gehoor.
Tot zondagmiddag. Ik laat mijn laptop achter. Die blijft wel zelf aan het werk. Een dvdproductie pruttelt naar voltooïng. Ik pak een notitieboekje en een pen. Omdat ik ze toch ergens in moet doen, trek ik een jas aan. In mijn appartement is het vrij koel en ik merk pas hoe warm het is als ik een heel eind gefietst heb. De heide ligt bij mij in de achtertuin. Dat zeg ik wel eens, maar eigenlijk is dat wat overdreven. Toch is het met een kwartiertje wandelen niet heel ver. Maar meestal fiets ik, want dat geeft meer vrijheid om een leuke plek uit te zoeken en nieuwe paden uit te proberen. Op de hei kun je nooit verdwalen. Geloof me, ik heb het geprobeerd. Als je maar lang genoeg fietst, kom je vanzelf weer op een punt van herkenning uit.
Ik sla een onverhard fietspad in en moet zwaar trappen door het mulle zand. Aan het einde gaat het pad stijl omhoog. Een paar posts geleden had ik het nog over mijn verhouding tot sporten. Ergo: geen conditie. Het laatste stuk naar boven loop ik. Daarna is het pad weer vlak genoeg om op mijn stalen ros te stappen.
De heiplanten zijn nog bruin. Die prachtige paarse gloed komt pas later. Er bloeit nog niets van. Sommige bomen, grote reuzen van levend hout, krijgen alweer bladeren, anderen laten hun knoppen halsstarrig dicht. Heel verstandig. Je weet maar nooit in Nederland. In mei zou het zomaar weer kunnen sneeuwen.
Het duurt een hele tijd voordat ik een bankje heb gevonden. Je kunt weliswaar niet verdwalen op de heide en in de omliggende bossen, maar je kunt duidelijk wel onhandige routes kiezen. Waar geen bankjes te bekennen zijn. Uiteindelijk vind ik er één. Dankbaar drapeer ik mijn jas erop en trek mijn notitieboekje en pen uit de binnenzak. Nu het laatste ingrediënt er is, dood hout onder mijn zitvlak, kan het schrijven beginnen. Ik schrijf in grote lijnen het verhaal voor een prentenboek. Moet het rijmen? Ach, dat kan altijd later nog. De plaatjes vorm ik erbij in mijn hoofd, wetende dat het nog een hele toer zal zijn om die zelf te maken. Ik weet niet of ik overvoldoende talent beschik om te schrijven, maar ik weet wel dat ik niet voldoende talent heb om te illustreren. Maar op dat moment laat ik me daar niet door hinderen. Misschien biedt mijn computer uiteindelijk uitkomst. In mijn appartement spuugt die op dat moment een dvd uit. Ik werk zelfs als ik niet werk.
Een koele wind doet mij opkijken. Even tijd om mijn hand te laten rusten. De pijn van de afgelopen weken is langzaam geminderd. Het kan beter, maar inmiddels weet ik dat het ook veel slechter kan. Ik kijk om me heen. Mijn eigen Central Park. Fietsers zoeven voorbij over de bospaden. Het gelach van kinderen die spelen tussen de bomen. In de verte het lichte monotone geluid van voorbijrazende auto's op een doorgaande weg.
Mijn Central Park, maar alleen als het mooi weer is. Ik kwam er ook wel eens afgelopen winter, wanneer het landschap onder een zware witte deken verstopt lag en kinderen met sleetjes een heuvel afraasden. Maar dat is een uitzondering. Nu is er geen sneeuw. Het landschap is droog en het groen begint aan een opmars. De zomer komt. Alleen mei nog even afwachten.

Bijna een jaar geleden zat ik hier ook. Op de hei, maar niet op dit specifieke bankje. Met dezelfde reden. Om te schrijven. Ook na de bedorven droom van een mogelijke vriendschap. De cirkel is rond. The Circle Of Life. Ik begin weer waar ik geëindigd ben. Alleen op een bankje op de hei met een notitieboekje, een pen en mijn jas die verfrommeld op het bruingeschilderde hout naast me ligt. Het is goed zo. Het is in ieder geval niet anders. Eigenlijk heb ik niets verloren. Je kunt niet verliezen wat je nooit gehad hebt. Je kunt het natuurlijk wel missen., maar alleen omdat een verloren droom je dat vertelt. Maar dromen vervliegen. Er groeien heideplanten overheen die intens paars opbloeien en het geheim bedekken van datgene wat in de donkere aarde begraven ligt. Het lijk van een droom dat de dromen van anderen weer voedt. The Circle Of Life.

Misschien heb ik toch wel iets verloren. De strijd om een echt leven. In ieder geval een flinke hoeveelheid waardigheid. Maar dat is luxe. Ik heb er nu toch niets meer aan. En ik heb ook wel iets gewonnen. Zelfinzicht. Verhalen. De realisatie dat ik niet teveel moet willen. Dat ik niets moet willen dat niet voor mij bestemd is. Dat is verlies en winst tegelijk. Zo ongeveer.

Er loopt een wandelend stel voorbij. De vrouw heeft van die stokken in haar handen. Nordic Walking. Jakkes. Ik heb duidelijk alweer te lang op het bankje gezeten. Als de Nordic Walkers langskomen, dan wordt de hei een stuk minder vredig. Ik weet niet waarom, maar ik haar die treurige stokken waarmee vooral vrouwen van middelbare leeftijd gaan 'zandskieën'. Ik heb een nog grotere hekel aan ze dan de Duitsers, Belgen, Rotterdammers, Amsterdammers, Hagenezen en 'andere buitenlanders' die op een dag als deze die prachtige natuur komen bevolken. Ik begrijp wel dat ze er zijn. Natuurdeprivatie. Het voorjaar brengt ze de dwingede behoefte aan echte lucht en de geur van rottend hout. Ze snakken naar het opkomende groen en de felle kleuren van de eerste wilde bloemen die hun kopjes boven de grond steken. Ze aanbidden de bijna stille stilte, slechts zachtjes onderbroken door wat vogelgeluiden en het sporadische gehuil van een windvlaag. Ze moeten hier zijn om de wereld straks weer aan te kunnen. Net als ik. Allemaal willen ze even hun eigen Central Park.
De groffe lijnen van mijn verhaal staan. Mijn doel is bereikt. Ik mag weer weg. Ik klim op mijn fiets, die ik telkens weer vergeet de nodige anti-roestbehandeling te geven en fiets een pad in. Je kunt niet verdwalen op de hei, maar je kunt wel onhandige paden kiezen. En dan kan de terugweg zomaar een hele tijd duren.

woensdag 21 april 2010

Notities bij H 18

Dit is 'em dan: het laatste hoofdstuk dat ik op het andere blog publiceer. Het verhaal is nog niet afgelopen, maar het hoofdstuk kent toch een soort einde. Dat is niet bewust gedaan. Als je andere hoofdstukken terugleest, dan zul je merken dat er meer zijn waar een soort van einde aan zit. Ik ben niet zo van de cliffhangers. Ik probeer momenten vaak te vervolmaken.

Als ik de discussie in het appartement teruglees, dan is die op een bepaalde manier niet helemaal gerechtvaardigd door wat er zich in het voorliggende verhaal heeft afgespeeld. Er mist nog wat meer drama en er mist ook nog de nodige innerlijke reflectie van de hoofdpersoon die naar deze gedachtegang leidt. Toch heb ik het zo geschreven, omdat het dicht bij mijn eigen gedachtegang ligt en omdat ik weet dat er in het bewerken van het verhaal een heleboel zal veranderen dat dit hoofdstuk zal rechtvaardigen. Dus als je het wat al te dramatisch vindt overkomen... dan geef ik je groot gelijk. Komt allemaal goed. Hoop ik.

Ik vond het heel erg leuk om de afgelopen maanden hier hoofdstukken te plaatsen en te merken dat er mensen zijn die serieus gelezen hebben. En wellicht zijn er nog meer mensen die dat zullen gaan doen. Maar dit is wel het punt dat ik stop met publiceren. Omdat het beter is. Ik heb het al eens geprobeerd uit te leggen, maar ik ga er verder niet al te diep op in. Het moet gewoon.

Maar daarmee is dit verhaal nog niet ten einde en ik zal er ook niet mee stoppen. Het wordt afgemaakt en het uiteindelijke doel zal publicatie zijn. Hoe en wanneer is nog onbekend. Op dit blog zal ik misschien van tijd tot tijd melden hoe het er voorstaat. Een vooraankondiging van zo'n update komt dan ook op het andere blog te staan.

In ieder geval wil ik hier nog even van de gelegenheid gebruik maken om jou als lezer te bedanken voor de getoonde interesse. Blijf dromen, hopen en leven. Iemand moet het doen. Dus waarom jij niet? ;-)

... dan slecht bedacht

Een mens is zijn eigen inspiratiebron. Veel van wat ik schrijf, komt uit mezelf. Maar de mensen om je heen zijn evengoed een inspiratie. Je leent schrijfstijlen en woorden, vormt een band met wat een ander vertelt (of dat nou fictie is of non-fictie, want uiteindelijk komen beide vormen uit het binnenste van de schrijver) en je werkt door op de gedachten die een andere tekst te levert.

Ik ben zelden zo geraakt als door het boek Landen van Laia Fàbregas. Fictie met een zuiver hart. Harde ingetogen zinnen met een onderliggende broeierigheid die alleen Spanjaarden lijken te bezitten. Dat kan ik dus ook niet lenen, maar ik borduur wel voort op de kracht van de woorden uitkomt en het idee achter het verhaal. Ik zie raakvlakken die er misschien helemaal niet zijn en voel wat ik misschien helemaal niet hoor te voelen. Dat is mooi. Een verhaal betekent voor elk mens weer iets anders.

Momenteel lees ik Pil van Mike Boddé. Het is een cabaretier die oprecht vertelt over de jaren dat hij aan een depressie lijdde. Ook daar herken ik dingen, maar ze zijn wat duidelijker en de aanwezige humor maakt dingen dragelijk die voor mij in het 'echte leven' soms ondragelijk zijn. Dit boek vormt overigens, samen met Mama Tandoori en de columns en blogs die ik lees een soort aanzet voor dat andere boek waar ik inmiddels aan werk en waarvan ik één deel eerder hier gepubliceerd heb. Daar waar ik, ook met een poging tot humor, eerlijk ben over mezelf en de dingen gewoon bij hun naam noem. Het tweede deel, waarin ik sporten met dating sites verbind, is inmiddels al af en ik beleef er de nodige plezier aan. Het is soms best leuk om te lachen om jezelf. Niet altijd, dus ik zal er waarschijnlijk ook niet intensief aan werken, maar op z'n tijd kan ik me er prima mee vermaken.

Niets kun je los zien van iets anders. De dingen die ik in de afgelopen tijd heb meegemaakt en heb gedacht vormen de basis voor dit verhaal en ze wordt gekleurd en vervormt door nieuwe inzichten van mezelf of van anderen. Alles wat je bedenkt is immers al eens door iemand anders bedacht. Niets is echt nieuw meer. Maar iedereen moet het pad voor zichzelf bewandelen. Zelf de antwoorden vinden op de meest onmogelijke vragen. Ik ben nog wel even op weg. Met een rugzak vol boeken om me op een prettige manier door anderen te laten beïnvloeden.

Beter goed gejat...

Onderstaande heb ik eerlijk gejat uit het boek Pil van Mike Boddé, waar ik later nog op terug kom. Hij heeft het trouwens ook gejat. Het is een spreuk die hij zag op de muur van zijn psychiater:

Ooit een normaal mens ontmoet ?

En, beviel het ?

dinsdag 20 april 2010

Sporten (is) voor Dummies

Met hoofdstuk 18 ben ik nog steeds niet helemaal klaar. Mijn vingers doen het de ene keer wat beter dan de andere, maar dat is maar ten dele een excuus. Ik weet nog niet helemaal wat ik met de rest van het hoofdstuk moet. Maar dat komt vanzelf. Ondertussen vermaak ik me met mijn nieuwe projectje, waar ik in de vorige post al iets over schreef. Daar had ik ook een proeftekst beloofd, die ik hieronder dus publiceer. De bovenstaande titel hoort er bij. De bedoeling is dat elk hoofdstuk met een bruggetje aan elkaar geregen wordt. Zo wordt in het tweede hoofdstuk een bruggetje gemaakt tussen sport en datingsites. Vrij voor de hand liggend natuurlijk ;-)

Hier volgt de tekst (moet nog een beetje bijgeschaafd worden hier en daar, maar dat komt later):

Het nut van sporten gaat totaal aan mij voorbij. Ik begrijp het gewoon niet, die mensen die zich in het zweet werken met als belangrijkste resultaat dat ze er moe van worden. Ik word ook wel eens ergens moe van (van mensen of van werken bijvoorbeeld) maar nooit van sporten. Niet meer in ieder geval. Dat is verleden tijd.
Want ik heb natuurlijk wel eens gesport. Toen ik als kind klaar was met zwemles, vonden mijn ouders het van groot belang dat ik ‘iets actiefs’ ging doen. Nou is dat een ruim begrip, maar de bedoeling was toch vooral dat ik iets sportiefs ging doen. Ik moest iets kiezen, maar dan vooral de minst kwaaie. Voetballen was in ieder geval al uitgesloten. Al die mannen die een beetje in een veld achter een bal aanrennen. Zo zinloos. Mijn broertje en mijn vader keken in het weekend altijd naar voetbal op tv en ik was dan ook blij toen werd besloten om een tweede exemplaar van dit magische apparaat op de slaapkamer van mijn ouders te plaatsen.
Terwijl beneden mijn vader op zaterdagavond lag weg te sukkelen bij het Duitse voetbal, dat altijd gezien moest worden maar zelden ook echt gezien werd, lag ik met mijn moeder op bed naar The Flying Doctors te kijken waar ik belangrijke lessen leerde in medische ethiek. Iets waar ik later helemaal niets mee zou doen, maar er zijn slechtere manieren om je tijd te vullen. Naar sport kijken bijvoorbeeld.
Maar goed, ik moest en zou sporten van mijn ouders en uiteindelijk kwam ik bij atletiek terecht. Dat had enkele belangrijke voordelen boven andere sporten. Ten eerste was er voldoende afwisseling, want atletiek bestaat uit meerdere disciplines (die ik overigens geen van allen echt zou leren te beheersen) en ten tweede moest je vaak op je beurt wachten bij onderdelen als hoogspringen, verspringen en kogelstoten; waardoor een deel van de tijd op het veld ook zonder sportieve activiteit kon worden volbracht.
Het hoogtepunt van de sportiviteit was voor mij altijd het kopje citroenthee na de training. Het zegt denk ik genoeg als ik zoiets futiels hier tot hoogtepunt bombardeer. Maar er was nog een hoogtepunt. Tijdens mijn atletische carrière lukte het me namelijk om welgeteld één bronzen medaille te halen. Tijdens de clubkampioenschappen. Voor mensen die nog minder met sport bezig zijn dan ik: dat betekent dat je derde bent geworden. Dat zou in alle gevallen een best bijzondere prestatie zijn geweest. Zeker voor iemand die zo weinig interesse en talent voor sport aan de dag legde. Maar ik heb het gehaald. En hoe. Alle onderdelen volbracht ik die dag naar het beste van mijn kunnen, wat mij ongetwijfeld een vierde plaats zou hebben opgeleverd als er maar vier jongens in mijn groep meededen. In mijn geval deden er slechts drie mee, waarmee mijn bronzen medaille toch een plastic nasmaakje kreeg. Maar ik heb in ieder geval zo’n ding en een foto om te bewijzen dat ik daadwerkelijk op een podium heb gestaan.
Het is maar goed dat jongens en meisjes in de beoordeling gescheiden werden. Het laatste hardlooponderdeel werd namelijk wel gemengd uitgevoerd, maar niet zo beoordeeld in de puntentelling. Met alle kracht die ik in me had lukte het om te voorkomen dat ik als laatste over de finish zou komen. Ik liet maar liefst één meisje achter me, wat voor sommigen op die leeftijd waarschijnlijk meer waard was dan een bronzen medaille. Voor mij waren beide eigenlijk niet echt belangrijk.
Na een aantal jaar had ik alles bereikt, wat er (voor mij) te bereiken viel bij de atletiekvereniging en ik besloot daarom mijn heil in een andere activiteit te zoeken. Nou, eerlijk gezegd, had ik gehoopt in z’n geheel onder het fenomeen sporten uit te kunnen komen, maar ik mocht pas van atletiek af als ik een vervanging had gevonden. De scouting werd geopperd, maar daar ben ik maar vijf minuten wezen kijken. Toen bij de openingsceremonie een houten wolvenkop werd aanbeden, had ik het wel gezien. Dat ging niet meer goed komen.
Waarom weet ik niet, maar het werd uiteindelijk judo. Aangezien ik veel gepest werd in mijn jeugd, zou dat een mooie manier zien om het onaangename met het noodzakelijke (zelfverdediging) te verenigen. Ook deze sport vond ik niet heel erg leuk. Het was een noodzakelijk kwaad, waar ik overigens helemaal niet heel slecht in was. Er waren meisjes en (kleinere) jongetjes die ik op de grond kreeg en ik heb banden gedragen in verschillende kleuren. Maar echt lol, nou nee. Bovendien was er geen citroenthee. Dat was een duidelijk minpunt. Na een paar jaar vatte ik de moed op om ook hier een punt achter te zetten en dat werd onder luid protest uiteindelijk geaccepteerd.

Op de basisschool had je van die schoolsportdagen. Die zouden leuk moeten zijn en je kon er allerlei sporten uitproberen, waarvan er mij geen enkele kon boeien. Je moest er vaak drie kiezen en ik heb boven dat lijstje meer gezweet dan boven de latere Cito-toets. Meestal koos ik voor voetbal (omdat je dan lekker achter in het veld kon blijven wandelen, zo ver mogelijk van de bal vandaan), badminton (dat deed ik op de camping immers ook wel eens) en schaken.
Schaken koos ik altijd als derde sport en het had een heleboel voordelen. Ik denk niet dat mijn ouders deze edele sport hadden geaccepteerd in plaats van atletiek, maar tijdens zo’n schoolsportdag stond het toch echt op de keuzelijst en ik maakte er dankbaar gebruik van. Je kon er namelijk bij blijven zitten, zweten was uitgesloten en hier werkte het feit dat ik ook in deze sport totaal niet uitblonk in mijn voordeel. Mijn tegenstander had mij in luttele zetten van tafel geveegd, waarna ik dus lekker op tijd naar huis kon om bij te komen van alle inspanning.
De haat-liefdeverhouding met sport zou altijd blijven bestaan. Ik schafte wel eens wat gewichtjes aan, die na drie keer heffen onder in een kast belandden. Ik ging wel eens hardlopen, wat halverwege de route muteerde in heel langzaam wandelen. Echt leuk kon ik het nooit vinden. Niet om te doen en niet om naar te kijken. Mijn ideale sport bestaat uit het multidisciplinaire bankhangen, film kijken en gewichtheffen met chipjes. Een activiteit waar vooral niet te licht over gedacht moet worden. Het is een soort atletiek, maar dan horizontaal, waarbij alle zintuigen en spieren in optimale vorm worden gebruikt. En ik heb er een ongekend talent voor. Bijkomend voordeel is dat ik inmiddels een wandelende filmencyclopedie ben en dat heeft zijn nut meermaals bewezen.

De laatste keer dat ik echt heel fanatiek met sport bezig was, is slechts een paar jaartjes geleden. In een wanhopige poging om bij mijn toenmalige werkgever te kunnen vluchten, greep ik elke strohalm aan die ook maar iets op een carrièreverandering kon duiden. Zo kwam ook het boeiende vak van recherchekundige voorbij, waarvoor een aantal tests noodzakelijk was. Jawel, de conditietest was daar één van. In mijn naïeve overmoed besloot ik dat het mogelijk moest zijn om mijn conditie in enkele weken tijd van ‘couchpotato’ naar topatleet op te krikken en daarom ging ik vol overgave hardlopen, fietsen (bij voorkeur op een hometrainer, want dan kon je nog afstappen als je eigenlijk maar halverwege was) en maakte ik gebruik van de fitnessapparatuur die in de kelder van mijn appartementencomplex opgesteld staat.
Moet ik nog vertellen dat het niet helemaal werkte zoals ik gepland had? Vooruit dan maar. Het parcours tijdens de test, die meermalen achter elkaar afgewerkt diende te worden binnen een werkelijk onmogelijke tijd, was er op gericht om alle hoop en dromen voor een aspirant recherchekundige met kracht de grond in te boren. Al bij het tweede rondje kon ik niet meer en de laatste ronde heb ik niet eens bewust meegemaakt. Een blauwe waas trok voor mijn ogen en de rest van de dag bleef ik last houden van ademhalingsproblemen. Ik heb het gehaald. Tenminste dat schijnt zo te zijn, want ik was er zelf niet bij. Maar natuurlijk niet binnen de gestelde tijd. Daarnaast was de vermoeidheid dusdanig groot dat de soort van vage IQ test die volgde er aanzienlijk onder te lijden had. Two strikes… you’re out!

Daarna heb ik de sport voorgoed de rug toegekeerd. Niet dat ik helemaal niets actiefs meer doe. In de zomer fiets ik nog wel eens de achttien kilometer naar mijn werk, uiteraard in mijn eigen tempo, maar dat is dan vooral omdat het weer mooi 4,40 euro uitspaart voor de bus. Twee keer fietsen is toch al gauw een dvd’tje voor die echt favoriete sport en als ik die uit een aanbiedingsbak vis, dan zit er zelfs nog een zak Euroshopper Paprikachips in. Die ik bovendien helemaal zelf ga halen. Dus niet zeggen dat ik lui ben. Want als ik sport dan doe ik dat natuurlijk wel met een echt doel. Dat begrijp je.

zondag 18 april 2010

A Horse With No Name

Jack heeft geen achternaam. Want Jack is niemand en iedereen tegelijk. Daarom wordt zijn achternaam niet genoemd. Nergens. Als enige in het verhaal heeft hij alleen een voornaam (op David na, maar die telt niet, want die is niet echt ;-)) Zo kan iedereen zich een beetje met Jack identificeren en wordt de nadruk gelegd op een man die je in het dagelijks leven voorbij zou lopen, omdat hij gewoon niet zo bijzonder oogt. Dat vind ik een belangrijk aspect voor het verhaal.

Hoofdstuk 18 krijgt, ondanks mijn lichamelijke ongemak (lees: eczeem aan mijn handen), toch langzaam vorm en ik heb besloten dat het voorlopig het laatste hoofdstuk wordt dat ik zal publiceren. Want je kunt mensen raken met wat je schrijft, maar sommige manieren van iemand raken zijn toch niet de bedoeling. Ik hoop hiermee iemand in bescherming te nemen, waarvan ik vind dat die dat nodig heeft. Ondertussen schrijf ik natuurlijk gewoon door. Naar verwachting zullen er nog zo'n zes hoofdstukken volgen totdat het verhaal is afgerond, waarna het herschrijven zal beginnen. Als dat klaar is, komen de andere hoofdstukken in ruwe vorm waarschijnlijk ook op het andere blog te staan om het schrijfproces in z'n geheel te tonen, maar tot die tijd zal er niet gepubliceerd worden. Want het is niet OK om iemand een grote last te laten dragen, zelfs als diegene er een beetje voor kiest door het verhaal te lezen. Als het helemaal af is, kan het in een betere context geplaatst worden en dan is er niet zoveel meer aan de hand.

Ondertussen ben ik ook een beetje bezig met mijn eigen Zachte Ziel. Een autobiografisch boek (autobiografischer dan deze, want ik gebruik gewoon mijn echte naam) dat zal bestaan uit anekdotes uit mijn 'leven'. Met de nodige humor en zelfreflectie (tenminste dat is de bedoeling). Een soort blog maar dan in een boek dus, om het allemaal wat complexer te maken na het werken aan een boek in een blog. Binnenkort plaats ik op dit blog nog wel een stukje.

Ergens aankomende week wordt hoofdstuk 18 geplaatst. Daarna houd ik mensen van tijd tot tijd op de hoogte van de vorderingen op dit blog. Dat is zo ongeveer zoals het zal gaan. Zo, weer even genoeg getypt. Mijn handen verdienen weer heel even rust.

zondag 11 april 2010

Van vreemde menschen, de dingen die voorbij gaan

Verloren Zielen. Een term van mijn eerste blog. De voorloper op het huidige Zachte Zielen. Vreemde zielen, zou ook kunnen. De geschiedenis kent er genoeg en een aantal van hen heeft grootste dingen bereikt. Kunstenaars in de breedste zin van het woord mogen zich ertoe rekenen. Van Michael Jackson, naar Vincent van Gogh, naar Marilyn Monroe, naar Leonardo Da Vinci, naar Charlie Chaplin, naar Jackson Pollock, naar... de lijst is eindeloos. Gebroken, onbegrepen, verloren in zichzelf, zwaarmoedig, treurig en tegelijkertijd in staat om zoveel moois te geven en zoveel mensen te inspireren. Ik voel me aangetrokken tot bovenstaande personen omdat ik er een verwantschap mee voel. Niet wat betreft het maken van mooie dingen en het inspireren, want zo bijzonder ben ik gewoon niet. Maar wel vanuit het gevoelsleven dat ze hebben "geleden". De tragiek van de outsider is ook aan hen niet voorbijgegaan, zelfs al stonden ze in de spotlight.
Vreemde mensen kleuren de wereld. Ze rekken de grenzen tussen goed en fout en vormen de omkadering van het besef. Die functie vervullen ze in stilte, want meestal worden ze niet echt begrepen (maar ze begrijpen zichzelf ook zelden) en vaak speelt hun wereld zich in het innerlijke af, dat bij hen zoveel afwijkt van het uiterlijke vertoon. Maar de definitie van vreemd is natuurlijk het meest verontrustende. Beter gezegd: wat is normaal ? Het meest geslaagde antwoord lijkt 'gemiddeld' te zijn. En hoeveel mensen zijn er echt precies op tweetiende achter de komma gemiddeld?
Ik ben ze nog nooit tegengekomen, maar één ding weet ik wel: sommige mensen zijn vreemder dan anderen. Sommige zijn slecht vreemd en andere zijn goed vreemd, en zo vormen ze dus de uiterste bandbreedte waar de gemiddelden het 'middelpunt' van moeten zijn. In een wereld met zoveel vreemde mensen zou je verwachten dat ze gekoesterd werden en begrepen (al was het alleen maar om het feit dat ze vreemd zijn op zich), maar niets is minder waard. De meest vreemde mensen blijken diegenen te zijn die wanhopig proberen het middelpunt te bereiken en zo normaal mogelijk over te komen. Ook tot die groep mag ik mezelf rekenen. Ik wil namelijk niet vreemd zijn. Ik wil midden in het leven staan. Maar eerlijk gezegd, zijn de meest normale mensen de mensen die hun 'vreemdheid' volledig omarmen en met plezier aan de rand van de samenleving staan en lachen om al de 'normale vreemde mensen' die zo wanhopig proberen op elkaar te lijken en niet op te vallen. De carrièremakers die doen alsof geluk voortkomt uit het aantal uren overwerk dat je kunt claimen. De huisjeboompjebeestje-mensen die geluk zien in de spullen die ze om zich heen verzamelen en de schijn van een goed huwelijk om het af te maken.
Is het vreemd dat ik daar ook toe wil behoren? Dat ik mezelf liever voor de gek wil houden?

Het kleine meisje kwam ineens terug in mijn verhaal. Ze was nog niet uitgevraagd en ik besloot haar nog wat ruimte te geven om te groeien. Ze heeft me niet teleurgesteld. De bespiegeling die Jack op het einde maakt, is er één die ik ook wel eens maak als ik op straat loop en kinderen zie spelen. Of als ik ze iets aan hun ouders hoor vragen in de winkel. Het zijn grappige en vrolijke momenten die mij op een bepaalde manier toch weer heel bedroefd kunnen maken. Want er komt een moment dat ze verplicht worden om deel te nemen aan het echte leven en dat het kaf van het koren gescheiden gaat worden. De kinderen die vreemd op zullen groeien en de kinderen die het middelpunt gaan vormen. Op jonge leeftijd spelen ze vaak nog samen, maar het gaat snel, weet ik uit ervaring. Tegen de tijd dat ze de kleuterschool achter zich laten (en soms zelfs al daarvoor) begint de natuurlijke selectie en slaat ieder een pad in waar hij of zij nooit meer vanaf kan en zal wijken.

Jack was ooit een normaal kind, totdat hij vreemd werd. Het was geen keuze om vreemd te worden, maar hij werd het wel. En op het moment dat Emily wegloopt, realiseert hij zich dat. Het lot heeft voor hem bepaald en hij moet zich er naar schikken. Met een draai aan het Rad van Fortuin is zijn plek in het leven bepaald. Daarmee komt ook het besef dat sommige dingen niet voorbestemd zijn voor hem. Dat sommige dingen gewoon niet kunnen en mogen zijn. Dat kleine sprankje wijsheid dat hij meekrijgt terwijl een klein meisje naar haar moeder huppelt, zal de rest van de verhouding tussen Jack en Lynn gaan bepalen.

vrijdag 9 april 2010

Hoe Gerben soms wel heel erg een soort van klein beetje op Jack lijkt, zeg maar (en vice versa)

'Ben je in staat tot vriendschap?'
Zomaar een vraag op een doordeweekse dag. Het is de meest pijnlijke vraag die mij ooit gesteld is. Eentje die ik verdien hoor, daar niet van. En eentje die nu al dagen door mijn hoofd spookt, als een geest in een oud statig huis uit zo'n klassieke horrorfilm. Wat zou ik graag direct ja zeggen. Maar dat blijkt toch niet zo heel makkelijk.
Ik heb vriendschappen. Dat wel. Maar die heb ik al een tijdje en nieuwe vriendschappen komen er nooit bij. Stiekem heb ik me die vraag daarom ook wel eens gesteld, maar ik heb die nooit echt voor mezelf beantwoord. Je kunt er makkelijk voor weglopen, maar dat wordt een stuk lastiger als iemand gewoon vraagt: Ben je in staat tot vriendschap? Het blijkt ineens de centrale vraag in mijn boek te zijn.

Het valt voor mij een beetje samen met vragen als: Ben ik een aardig en mooi persoon? Ben ik de moeite waard om mee om te gaan? Is er iets mis met mij? Die laatste vraag is interessant, bleek al een paar posts geleden, want het is wat alle mensen zeggen die liefde of vriendschap (die andere vorm van liefde) zoeken: Er is niets mis met mij.
Onzin natuurlijk, op z'n minst in mijn geval, er is wel iets mis met mij. Ik verkloot het zo ver totdat iemand mij onomwonden en volledig terecht vraagt: Ben je in staat tot vriendschap? En het feit dat ik daar niet direct en volmondig ja op kan antwoorden, zegt: jongen, er is toch echt wel iets mis met jou. Het feit dat ik weinig vriendschappen heb, zegt daar al iets over. Het feit dat ik de grootste deel van mijn vrije tijd alleen in mijn appartement doorbreng, zonder contact met anderen, zegt daar heel veel over. Eenzaamheid veroorzaak je uiteindelijk natuurlijk ook gewoon zelf. Door de keuzes die je in het verleden gemaakt hebt en de keuzes die je vandaag maakt.
Een deel zal voortkomen uit mijn geschiedenis (die weer voor een deel voorkomt uit mijn karakter). Maar dat is natuurlijk geen excuus. Het is alleen maar een verklaring. En verklaringen zoek ik constant. Maar er komen alleen maar meer vragen voor in de plaats. Zoals: zou het zo kunnen zijn dat ik vriendschap en liefde makkelijk met elkaar verwar omdat ik met beide gewoon te weinig ervaring heb? Maak ik daardoor niet iets stuk wat eigenlijk nog veel mooier is en zelfs nog mooier kan zijn? Of: Is het mogelijk dat ik beide nooit meer nieuw zal kennen, omdat ik gewoon onherstelbaar sociaal gehandicapt ben? Want na het kapotmaken van twee potentiële vriendschappen zo vlak na elkaar, mag ik best zeggen dat er iets goed mis met mij is. Dat heet realisme.

Ik heb heus ook goede eigenschappen, denk ik, want ik ben natuurlijk best wel een beetje een mens. Ik voel en ik ken het verschil tussen goed en kwaad (want ik kijk Star Wars en dan weet je alles wat je daarover moet weten) en ik heb genoeg te geven, maar misschien mis ik gewoon het talent voor het ontwikkelen van vriendschappen. Misschien heb ik alleen het talent om mensen van me af te stoten.

Halllooooo, daar is Jack! Want die heeft geen vrienden meer. En hij kan ze ook niet maken. Dat is tenminste de kant die het verhaal uiteindelijk op zal gaan. En zo komen dingen helaas toch weer samen. Zo zijn twee eigenlijk toch wel een beetje soort van heel erg één. Er valt voor ons beide nog veel uit te zoeken. Theoretisch zou Jack dat nog kunnen doen met behoud van een vriendschap, maar dat maakt dan toch een stuk minder boeiend verhaal. Omdat onze levens niet synchroon lopen, vermoed ik dat er in mijn geval weinig meer te redden valt. Ik heb veel geleerd en ik zal nog wel meer leren in de komende tijd, maar dat maakt het allemaal niet minder erg.

De weg die Jack waarschijnlijk op zal gaan is er eentje van opnieuw afscheid nemen. Van een goede vriendin en van zijn stad en zijn park. In het boek zal het een mooi afscheid worden. Heroïsch bijna. In het echte leven valt dat toch tegen. Het is beschamend, maar daar is weinig meer aan te veranderen. Ik speel met de gedachte om Jack achterna te gaan. Niet meteen, maar toch wel binnen een paar jaar. Om gewoon mijn huis te verkopen en met een rugzak de wereld in te trekken tot het geld op is. En dan? Geen idee. Dat zien we dan wel weer. Jack gaat het doen en daar heb ik enorm respect voor (nou ja, hij zou waarschijnlijk gewoon weer naar een andere stad gaan om daar zijn oude levensritme op te pakken, maar toch). Ik maak alleen maar plannen, maar ben er waarschijnlijk op den duur te schijterig voor.

Is Jack in staat tot vriendschap? Ben ik in staat tot vriendschap? Ik denk het wel, diep van binnen, maar ik zie het niet gebeuren. Daarvoor zijn we allebei te diep beschadigd. Daarvoor moeten we teveel leunen op anderen en dat mag je gewoon niet verwachten. Zeker niet in een beginstadium. Inmiddels ben ik een zware last geworden. Voor mezelf en vooral voor de ander. Dus eigenlijk is het antwoord waarschijnlijk nee. Wij zijn niet in staat tot vriendschap, Jack en ik. Maar we hebben elkaar nog, twee wereldvreemde, contactgestoorde mensen die best wel heel erg een soort van klein beetje op elkaar lijken. Dat dan weer wel. En zelfs al is het een verhaal dat geen van beide met echte blijdschap vervult, we maken het wel af. Jack en ik.

woensdag 7 april 2010

Notities bij H 14 & 16

Net als bij de eerdere hoofdstukken die onderbroken werden door een fragment uit Jack's schriftjes, kunnen ook deze hoofdstukken als een eenheid beschouwd worden. Ze horen bij elkaar in tijd en hebben een gezamenlijke spanningsboog.
Ook hier wordt het tweede deel gedefinieerd door het Zachte Ziel verhaal. Er ontstaat binding. Een relatie in de meest ruwe vorm van het woord. Lynn leert door het lezen van Jack's tekst wat hij onder vriendschap verstaat. Hoe hij daarmee omgaat en hoe hem dat als persoon in het leven zet.
Maar Lynn leert nog meer over hem in het gesprek dat ze hebben. De vergelijking die in dit hoofdstuk getroffen wordt, is er één waar ik trots op ben. Het maakt deel uit van een oorspronkelijke tekst uit mijn eigen 'notitieboekje' (een Worddocument met de roemruchte en zeer originele titel: krabbels.docx). Omdat het hier in gesproken tekst wordt weergegeven, moest ik het hier en daar iets aanpassen om het echter over te laten komen (zie: Say What !?!). Voordeel is dan weer dat je er ook een boek en een gebruiksaanwijzing bij kunt houden. Als een soort onderwijzer laat Jack zijn visie zien op hun onderlinge relatie (nog altijd in ruwe vorm). Het geeft een verhouding aan die nooit meer echt zal veranderen. Zelfs al doen ze allebei nog zo hun best om het anders te laten zijn.

Deze hoofdstukken kunnen als een omslagpunt in het boek beschouwd worden. De kaart en de ontboezeming zetten de onderlinge band opnieuw op. Elke band tussen mensen is altijd in beweging, maar zelden worden ze zo scherp veranderd als hier gebeurt. Maar het kan wel. En het gebeurt ook wel eens.

We werken samen naar een einde. Jack en ik. Nog een paar ontmoetingen en dan het onherroepelijk afscheid. Want een mooie gebonden roman met stofomslag en leeslint kun je best naast een gebruiksaanwijzing in de boekenkast zetten. Maar kom op, wie doet dat serieus?

Vriendschap met een Zachte Ziel

Als je het verhaal volgt, dan denk je misschien dat dit een boek is over liefde. Jammer voor jou, helemaal fout. Dit boek gaat over vriendschap. Wat uiteindelijk trouwens ook liefde is, maar dan net ff anders.

De brief die je in hoofdstuk 15 leest, is (zoals meer in dit boek) gebasseerd op eigen materiaal uit mijn leven. Ik mailde dit (in iets andere vorm) vorig jaar naar iemand waarvan ik dacht dat ze een vriendin kon zijn. Er zijn mensen die vriendschappen weigeren. Ik ben zelf van mening dat je er niet genoeg van kunt hebben, maar ik heb er ook niet zo heel veel, dus er is bij mij nog ruimte. Misschien is dat anders als je een heleboel vriendschappen hebt. Misschien worden sommige daarvan dan gewoon wat minder waard. En er zijn natuurlijk verschillende soorten van. Net als dat er verschillende soorten liefde zijn.

De brief was mijn laatste serieuze poging om de vriendschap te redden. Ik ben niet zo van het smeken, maar toen heb ik het wel even gedaan. Zonder succes, want ik heb haar nooit meer gesproken en al een hele tijd niet meer gezien. Ik denk nog wel eens aan haar. Zij vast niet meer aan mij. Ik hoop dat het goed met haar gaat en dat ze uit het leven haalt wat er voor haar inzit. Meer kun je niet doen.

Toen ik laatst de brief weer overlas en besloot dat het best mooi in mijn boek zou passen, dacht ik weer aan die tijd daarna. Hoe ik van slag was dat het me niet gelukt was om een nieuwe vriendschap op te zetten. De dagen die ik doorbracht op de hei in de zon met een notitieboekje werkend aan het verhaal dat nu even stilligt. De hei is een beetje mijn equivalent van Central Park, bedacht ik me laatst. Ik heb er alleen geen vaste dag voor (hoewel het tijdstip wel meestal in de middag ligt, maar dan is het gewoon op z'n warmst). Binnenkort is het weer zo ver. Dan kan het weer, want ik ben niet zoals Jack. Ik ben deze winter één keer op de hei, die bijna in mijn achtertuin ligt, geweest voor een wandeling, maar ik ga er niet heen door weer en wind.

Ik zie mezelf al weer zitten op een bankje met een notitieboekje, terwijl fietsers voorbij razen. Dan ben ik toch eventjes Jack. Een ruwe schets van Jack. Want je schrijft wat je weet en dat blijkt elke keer toch weer.

Write What !?!

Er zijn veel dingen in mijn leven waar ik vanaf wil en dit verhaal is er één van. Ik ben er druk mee bezig. Nadat ik dit weekend hoofdstuk 12 en 13 het net op slingerde, was gisteren nummer 14 aan de beurt. 's Avonds speelde ik nog met de gedachte om ook het voltooide 15e deel te dumpen, maar de goden van Telfort hadden anders beslist. Een landelijke storing op het netwerk maakte mij tijdelijk digitaal gehandicapt.

Maar het publiceren is ook eigenlijk niet iets waar ik haast mee hoef te maken. Dat is het schrijven wel. Want ik wil er vanaf. Niet dat ik het verhaal niet mooi meer vind en dat ik geen voldoening meer beleef aan het schrijven ervan. Er komt gewoon een moment dat je ergens klaar mee wilt zijn. En het afsluiten van een verhaal op papier is daarvoor een mooie symbolische gebeurtenis.

Zelfs als ik klaar ben op dit blog, dan gaat het nog wel een tijdje duren voordat ik het een boek wil noemen. Er moet geschrapt worden en weer bijgeschreven. Er moet gekneed worden en gestompt. En als dat allemaal achter de rug is, dan moeten de taalfouten er nog uit.

Ik heb besloten om deze twee blogs ook na het verschijnen van het (e)boek te laten bestaan. Als een soort testament van hoe het ooit is begonnen. Ik hoop dat het heel snel niet meer nodig zal zijn om hier nog te publiceren en deze pagina's langzaam in de vergetelheid te laten raken. Zoals alles uiteindelijk een keer vergeten wordt. Misschien komt er dan nog eens een toevallige passant op één van de blogs en nestelt zich in de woorden. Herkent er iets in of gelooft er in.

Dat zou mooi zijn. Tegen die tijd ben ik hopelijk al lang weer bezig met het verhaal dat nu stilligt. Als ik het op kan brengen. Of een heel nieuw verhaal dat veel verder van mij afstaat. Een mooi nieuw voorleesboek bijvoorbeeld. Of een spannende jeugdroman. Of gewoon losse teksten en gedichten. Ik heb weer een nieuwe geplaast in Jack's Soul. Ze hebben geen titels, maar deze noem ik stiekem: Zou Je Mij Missen. Zonder vraagteken. Die staan wel in de tekst, maar het antwoord is al duidelijk.

En zo schrijven we door en lezen we door en beleven we door totdat het allemaal ten einde komt. Want alles komt ten einde. Hoe dichter ik bij de epiloog kom, hoe definitiever dat wordt. In de stilte hoor je de mooiste antwoorden. De laatste zin staat nog niet op papier. Maar in de stilte van mijn hoofd, waar het normaal zo'n drukte is, hoor ik die al resoneren. Als het zachte zoemen van een bij die langzaam dichterbij komt en steeds duidelijker hoorbaar. Dan sla ik er op met mijn vlakke hand en voel de pijn van de angel en de stilte als resultaat. De laatste zin, gegrepen in mijn vuist. Was het alvast maar zover.

dinsdag 6 april 2010

Say What !?!

Één van de moeilijkste dingen in dit verhaal is de afwisseling tussen tekst en dialoog. In sommige hoofdstukken wordt helemaal niet gesproken (ik heb het dan uiteraard niet over de monologue interieur) en in andere wordt een stortvloed van woorden geuit. Ik moet daar nog iets meer evenwicht in zien te vinden. Hier en daar heb ik het geprobeerd door te vertellen waarover ze praten in plaats van het daadwerkelijk gezegd te laten zijn.

Dialogen schrijven is toch al best moeilijk. Want tussen zeggen en schrijven zit een vaag gebied. Je kunt niet altijd alles schrijven zoals je het zou zeggen (want dat is soms erg lelijk) maar je moet ook opletten dat je niet aan het spreken bent in typische schrijftaal (want dan gelooft niemand het meer). Er zijn niet veel dialogen in dit verhaal waar ik heel erg tevreden over ben. Voorlopig laat ik ze even zo. Ze dienen de loop van het verhaal, maar ze mogen nog best iets kleurrijker. Iets spannender. Later maar eens aan sleutelen.

Op het moment lees ik een boek waarin eigenlijk helemaal geen gesproken dialoog voorkomt. Tenminste, de tekentjes ontbreken. Dus in plaats van: 'Ik ben compleet gestoord,' zei Gerben, staat er Ik ben compleet gestoord, zei Gerben. Op het eerste gezicht lijkt het niets uit te maken, het weglaten van die twee vliegende kriebeltjes rond de gesproken tekst. Maar als je er een heel boek vol mee leest dan ga je merken dat je het toch anders ervaart. Het is niet zozeer een afstandelijkheid, maar meer het vaststaande gegeven. Het wordt niet uitgesproken, het is al uitgesproken. Dat maakt het definitief; alsof je leest in een allang vervlogen moment. Tegenwoordige of verleden tijd heeft er dan totaal geen vat meer op. Best bijzonder om te merken, zelfs in een boek dat me verder niet extreem kan boeien (dus een titel ga ik hier niet noemen).

Wat David Sedaris, die in een hoofdstuk even genoemd wordt, doet is ook vertellen. Hij laat je er juist heel dicht bij zijn, terwijl hij zichzelf en zijn familie onder de loep neemt. In anekdotes waarin niemand wordt gespaard. David loopt de hele dag met een notitieboekje rond en schrijft alles op wat hem op dat moment bezighoudt. Ik doe dat ook, maar dan in mijn hoofd. En daarna vertaal ik het naar papier, waar het eerst nog een beetje vervormd en bewerkt wordt. Dat laatste gebeurt ook heus wel bij Sedaris hoor, maar hij wordt toch gedwongen om nog dichter bij zichzelf te blijven. Vandaar ook de flinke portie humor om de boel even goed te relativeren.

maandag 5 april 2010

Notities bij H 11, 12 & 13

Een gevoel van vervreemding trad de afgelopen dagen op. Vervreemding van mezelf. Omdat ik niet goed wist wat ik er mee aanmoest, besloot ik mezelf op te sluiten en toch vooral te schrijven. Op dit moment heeft dat al geresulteerd in drie hoofdstukken (nummer 14 is al af en staat klaar voor publicatie) en een volgende is, na een douchebeurt en het afscheren van mijn kluizenaarsbaard, ook in de maak vandaag.

Er is van alles wat ik zou kunnen doen. Aan het werk gaan bijvoorbeeld, want dat ligt er genoeg. Feitelijk ken ik helemaal geen echte vrije dagen. Maar ik denk niet dat er vandaag veel ander werk verzet gaat worden. Dus het zal wel op nog meer schrijven aankomen.

En dat loopt in ieder geval wel. Natuurlijk ben ik niet over alles tevreden, maar het kan altijd nog verbeterd worden. Het loopt niet weg. Hoofdstuk 11 vind ik in ieder geval aardig geslaagd. Het 'boodschappenlijstje' zorgt voor een komische noot, maar wie dieper leest, ontdekt ook de eenzaamheid van de hoofdpersoon in zijn manier van winkelen en de artikelen die hij kiest. Zijn benadering van de manier waarop hij een kaart kiest en vervolgens bedenkt wat hij er op wil schrijven, is een indicatie van de wereldvreemdheid en contactgestoordheid die onder de oppervlakte ligt.

Die eigenschappen worden in hoofdstuk 12 verder uitgewerkt, waarin Jack voor de zoveelste keer zal merken dat de wereld niet voor hem gemaakt is en dat hij geen plaats in het middelpunt kan krijgen. Er is gewoon geen ruimte voor hem, maar omdat hij diep van binnen toch graag wil, kan hij de verleiding niet weerstaan om hernieuwde pogingen te doen zijn wereld te herscheppen. Zonder succes en met de nodige verbittering.

In hoofdstuk 13 zien we dan dat hij het in eerste instantie toch probeert. Hij vat de moed op om Lynn een kaart toe te stoppen. De tekst toont opnieuw zijn zachte maar contactgestoorde karakter. Niemand zou met zijn volle verstand in zo'n vroeg stadium zichzelf zo blootgeven. Maar omdat Jack een gevoelsmens is, lijkt er voor hem geen andere keuze. Lynn heeft terecht moeite om de betekenis te duiden, want de afzender heeft daar evengoed moeite mee. De twijfel slaat bij hem toe. Weer een teken dat hij zich met zaken bemoeit waar hij beter ver van uit de buurt kan blijven.

Maar dan zal er nog een hoofdstuk 14 komen, waarin Jack toch weer wat ontspanning zal krijgen en zowaar een mooi initiatief krijgt toegeworpen. Een mooie ontmoeting, die in ieder geval zegt dat er best ruimte zou kunnen zijn. Op z'n minst voor vriendschap...

vrijdag 2 april 2010

Nog even geen notities bij H 11

Dit hoofdstuk is voorlopig even het laatste dat ik in de komende dagen publiceer. En ik heb ook geen zin om er nu uitleg bij te geven. Sinds gisteravond ben ik in een cynische bui van het soort dat ik zelden zo heb. Het kan ook sarcasme zijn of gewoon boosheid of iets heel anders, maar het punt is: daar moet ik gebruik van maken, want ik ben tenslotte alleen op deze wereld gezet om de mensen te vermaken (ik zei het toch, daar heb je de eerste cynische opmerking al). Dus ik type hier gewoon wat zooi van me af en je moet maar kijken of je zin hebt om door te lezen. Ik type er niet minder om.

Ik merkte mijn bui voor het eerst gisteravond op mijn werk op. De dag ervoor waren collega's naar een bus op het marktplein geweest waar zij zich gratis konden laten controleren op (de aanleg voor) diabetes. Ze kregen naderhand een kartonnen schijf mee, waarmee je de BMI van je lichaam kon berekenen. De berekening is

Lengte X Gewicht = Kijk Eens Hoe (On)Gezond Ik Ben!

Als je de lengte met je gewicht samenbracht in de schijf dan kwam het pijltje op een kleur te staan. Rood voor Ongezond, Oranje voor Dat Kan Nog Wel Iets Gezonder, Geel voor Je Bent Er Nog Net Niet Helemaal, Groen voor Goed Zo En Nu Wel Vast Blijven Houden Hè.
De meeste collega's zaten nog in het groen, wat een wonderlijke prestatie is als je weet hoeveel koek, snoep en (de laatste tijd) paaseitjes er op een dag achter de kassa naar binnen worden gewerkt. De winkel waar ik werk houdt in zijn eentje de cacaoindustrie van een klein land op peil. Ik was de enige die een nog grotere prestatie had geleverd door onder dat vreetgeweld het voor elkaar te krijgen als enige in de (nog niet genoemde) blauwe categorie terecht te komen. Dat is de categorie voor Nu Sla Je Toch Echt Iets Teveel Door Want Ondergewicht Is Ook Niet Echt De Bedoeling Dus Vreten Kreng!
Hoewel het op zich geen verrassing was, keek ik er toch met enige verbazing naar. Ik besloot dat de maker van deze schijf waarschijnlijk net zo ongelukkig is of was als ik ben. Want de kleur blauw, die kies je niet voor niets. Hij kende de term 'Feeling Blue' overduidelijk en was er mee aan de haal gegaan. Dat hij ondanks zijn verdriet toch nog zo'n magische kartonnen schijf in elkaar had geknutseld ( en er hopelijk vorstelijk voor betaald werd), mag een prestatie van formaat genoemd worden. Ik doe het hem (of haar) niet na.
Ik schoof het pijltje nog iets verder door en kwam in een wit gebied uit dat de grens tussen blauw en rood vormde. Een niemandsland dat mijn cynisme een nieuwe impuls gaf. Ik zei tegen mijn collega's:

'De kleur is hier verkeerd. Het moet niet wit zijn, maar zwart. Want hier kun je de BMI van iemand berekenen die al een paar jaar in een kist onder de grond heeft gelegen.'

Ik stelde me voor dat er in de legenda ook een zwart balkje was opgenomen met de verhelderende tekst: Als U Het Nog Niet Wist, Dan Heb Ik Nieuws Voor U: Officieel Mag Ik U Dood Verklaren.

Ik vervolgde mijn Tour De Cynisme door een briefje van een collega, dat op het laatste verkochte exemplaar van zijn boekentip zat geplakt met de mededeling Zeer Geestig, op een Bijbel te plakken. Die legde ik natuurlijk niet zo in de winkel, maar achter de toonbank voor het vermaak van de collega's. Daar ben ik tenslotte voor op de wereld gezet, weet je nog. Niemand had door dat ik met enige zorgvuldigheid voor een Kathollieke variant van het Heilige Boek had gekozen. Dat leek me wel terecht. De laatste keer dat ik een Bijbel opensloeg om er serieus in te lezen was al ruim voor mijn vijftiende levensjaar, toen ik besloot dat God wel een heel kinderachtig kereltje moest zijn als hij mij zo dwars wilde zitten in mijn leven. Bij mijn weten had ik weinig verkeerd gedaan, dus ik vond (en dat vind ik nog steeds) het totaal onrechtvaardig. Goed, ik had op de basisschool wel eens het stickerboekje van de juf gestolen (je weet wel, die waar je er één van kreeg als beloning voor goed werk - wat waren we nog met weinig tevreden toen). Maar dat had ik uiteindelijk eerlijk opgebiecht (ik ken mijn Katholieke pappenheimers) en er netjes mijn excuses voor aangeboden. Al heb ik dus al in geen tijden meer in een Bijbel gelezen, ik ken de tekst 'Hij die zonder zonde is, werpe de eerste steen.' Dat ik de paus diezelfde tekst hoorde gebruiken om grootschalig seksueel misbruik in de Katholieke Kerk  te vergoeilijken, leek mij dus voldoende rechtvaardiging voor het opplakken van een briefje met de tekst: Zeer Geestig.

Toen ik thuiskwam en uiteindelijk naar bed ging, legde ik een handdoek op mijn stapeltje kleren om er de volgende ochtend voor te zorgen dat ik niet zou vergeten daadwerkelijk onder een douche te stappen. Toen ik wakker werd (voor de derde keer, want ik had die nacht onrustig geslapen) zag ik pas bewust dat die handdoek te dicht bij mijn gemoedstoestand kwam om hem daadwerklijk te gebruiken. Je raad het al, het ding was blauw. Ik propte het ding dus weer in de kast, negeerde de witte variant die er nog wel te vinden was en trok boos mijn kleren aan. Misschien ga ik morgen nog wel douchen. Of overmorgen. Of... nou ja, het komt er vast nog wel een keertje van.

Een gedachte. Het leven is een spelletje genaamd: Wie Is De Drol? Doel van de deelnemers is om ervoor te zorgen dat ik zo ver mogelijk in bruine vegen over de stoep wordt uitgesmeerd.
Ik maakte twee geroosterde witte boterhammen met kaas klaar, die weliswaar geen wonderen zouden doen voor mijn BMI, maar in ieder geval nog binnen te houden waren. Daarna kroop ik met mijn ongekamde kop achter de computer waar ik as we speak zit te typen, wat ik pas later op de dag publiceer omdat op moment van schrijven hoofdstuk 11 nog in gekrabbelde vorm in een notitieboekje staat en dus nog moet worden overgetypt. Het cynisme is in het eerste deel van de tekst eigenlijk ook al een beetje voelbaar (hè verdomme, ga ik nu toch nog een notitie bij H 11 maken?), maar in het tweede deel, dat in de bus geschreven is en dus wat langer zal duren om te ontcijferen wegens de snelheidsbeperkende heuvels in het wegdek, is het me niet gelukt dit vol te houden. Het werd toch nog soppig. Er zijn blijkbaar grenzen aan mijn cynisme.

Nu ben ik dus hier; waar cynisme ook best boosheid genoemd mag worden. Boos op de wereld om mij heen. Boos op mezelf. Boos op de zon die schijnt en totaal geen rekening houdt met de donkere wolk in mijn gemoedstoestand. Op de drempel van een lang weekend. Eentje waarin ik verplicht een paar keer de deur uit moet met zorgvuldig gereconstrueerde glimlach op mijn gezicht alsof de wereld wel leuk is en ik weliswaar gemaakt ben om anderen te vermaken, maar daar zelf ook nog best plezier aan beleef. Eentje waarin ik vanavond nog de deur uit moet om een vergadering bij te wonen met een blik waaruit moet blijken dat het mij daadwerkelijk iets kan schelen wat er besloten wordt (zoals ik er vroeger wel over dacht, maar nu even niet).
Ondertussen voel ik sterk de behoefte om iets kapot te maken, maar alles wat hier om mij heen staat is daadwerkelijk van mijzelf, dus dat is dan toch zonde. Bovendien is het dus nog ochtend als ik dit schrijf en ik heb een poes (de enige echte vrouw in mijn leven, hoe treurig) die al regelmatig de honeurs waarneemt op dit terrein, waarbij ik haar achterna zit met een plantenspuit om haar toch vooral te laten merken dat dit niet de bedoeling is. En ik kan moeilijk, na iets stuk gemaakt te hebben, mezelf met een plantenspuit bewerken, want dan heb ik toch nog een douche gehad terwijl mijn hoofd daar helemaal niet naar staat. En om de spuit niet te gebruiken na een eigen vernieling is natuurlijk niet eerlijk tegenover de poes die dan onmiddelijk zou denken: Hij die zonder zonde is, werpe de eerste steen. Dat weet ze, omdat ze heeft meegekeken op het moment dat de paus dit op de televisie verkondigde.
Ik hoop dat deze tekst u allen vermaakt heeft. Daarvoor ben ik tenslotte op deez' aard gebracht. En het is een verantwoordelijkheid die ik zeer hoog opneem. Dus bij deze. Rest mij alleen om u allen nog een prettig weekend te wensen. Op een houten tuinbankje, in de zon, tussen de regenbuien door (sorry, die zijn voor mij bestemd), hand in hand met een geliefde, onderwijl beide lezend in een boek (zelfs al is het heel ongemakkelijk om met je enige vrije hand een bladzijde om te slaan en er tegelijkertijd voor te zorgen dat het boek niet dichtklapt, zodat je niet precies meer weet waar je gebleven ben - Dat laatste is dan weer een lichtpuntje voor mij, want ik heb de luxe om twee handen beschikbaar te hebben, maar dat besef zal niet genoeg zijn om mijn BMI weer naar het groen te verplaatsen).

Geniet er van... iemand moet dat doen en aangezien ik het niet kan... Zo hebben we allemaal een taak. De mijne is nu even volbracht. Tot over een paar dagen... als cynisme/sarcasme/boosheid/of iets heel anders, niet omgeslagen zijn in totale gevoelloosheid. Dat zou natuurlijk zonde zijn voor het verhaal hè.

donderdag 1 april 2010

Notities bij H 10

Eigenlijk zou dit hoofdstuk ook 8.2 kunnen zijn in plaats van 10. Even heb ik overwogen om het verhaal van David gewoon in te kapselen in dat hoofdstuk, maar uiteindelijk leek het me beter om een scheiding aan te brengen. Vooral omdat de verhoudingen na het lezen van Jack's werk vrijwel direct veranderd zijn. Er is iets gebeurt. Zij heeft hem daadwerkelijk beter leren kennen. Niet alleen door zijn verhaal, maar ook door de manier waarop hij zijn woorden heeft gevormd. Het meest opvallende is, dat terwijl ik het schreef ik ongemerkt in de tegenwoordige tijd bezig was. Ik heb geen idee waarom ik die tijdswisseling zo onbewust bewust aanbracht. Ik vind de tekst mooier in de tegenwoordige tijd, maar ik heb het toch woordje voor woordje omgewerkt. Op een paar woorden na die ik expres zo heb laten staan. Maar misschien moeten die alsnog ook worden teruggezet.

De aantrekkingskracht tussen de twee hoofdpersonen is onlosmakelijk, maar er is eigenlijk nergens echte vrolijkheid. Nog niet in ieder geval. De melancholie van Zachte Ziel slaat door in het moment. Ze leren elkaar al direct in alle diepte kennen en dat geeft een bepaalde spanning met zich mee die ontroerend en ook een beetje eng is.

Dat is alles wat ik daar op dit moment over kan zeggen. Er is wel meer. Er voelt wel meer tussen de regels, maar ik kan de energie niet opbrengen om me daar dieper in te nestelen. Want er is één groot probleem wanneer je een persoonlijk verhaal vertelt dat niet synchroon loopt met je eigen leven... je moet een gevoel terughalen en er de schoonheid van het moment in terugbrengen, zonder je te laten leiden (of lijden) door het eindresultaat. Dat kost moeite, maar op dit moment ben ik niet ontevreden. Later misschien wel als ik het heb uitgeprint en er met een potlood driftig in ga zitten krassen. Ik kan het me nu nog niet helemaal voorstellen, krassen in mijn ziel, maar het zal ongetwijfeld gaan gebeuren.

En als het af is, volgt de mechanische kant van het verhaal. Op moment van schrijven heb ik dertig onopgemaakte A4-tjes volgetypt. Na bewerken, opmaken en halvering van de paginagrootte, worden dat waarschijnlijk tussen de vijftig en zestig boekpagina's. Dat is al een aardig aantal. En het verhaal moet eigenlijk nog beginnen. Wat ik ermee ga doen als het af is, weet ik nog niet precies. Ik denk er over om het geheel in een ebook te gieten, met als extra's wat van de berichten op dit schrijverslog en wat originele berichten (de tekst die Lynn in hoofdstuk 10 voorleest, heeft bijvoorbeeld in een iets andere vorm op mijn blog gestaan) van de twee blogs die ik hiervoor een tijdje onderhield. Sommige van die teksten zijn al terug te vinden op het andere blog onder het kopje Achtergronden als Jack's Soul. Ze kunnen een soort inzicht geven in de weg die uiteindelijk naar dit werk geleid heeft. Misschien wel mooi. Maar dat is allemaal voor later.

Eerst ga ik me richten op het zoeken naar bezigheden om een paasweekend door te komen. Ik werk niet in de toeristensector zoals Jack, dus ik ben echt vrij en moet officieel het ritme onderbreken. Gelukkig kun je ook werk maken als het er niet is en er zijn nog altijd kleine verplichtingen die de wereld om me heen van mij verlangt. Het is een beetje eng om vier dagen achter elkaar vrij te zijn zonder een heel precieze invulling en eigenlijk helemaal geen leuk vooruitzicht. Zeker na een maand dat ik amper weekenden heb gehad. Veel lezen en schrijven dan maar om de tijd te doden tot Jack's ritme weer de mijne mag zijn.