Dit schrijverslog is een onderdeel van het project: Jack's Laatste
Droom
en moet gezien worden als ondersteuning en aanvulling
op het materiaal dat daar te lezen is.


dinsdag 20 april 2010

Sporten (is) voor Dummies

Met hoofdstuk 18 ben ik nog steeds niet helemaal klaar. Mijn vingers doen het de ene keer wat beter dan de andere, maar dat is maar ten dele een excuus. Ik weet nog niet helemaal wat ik met de rest van het hoofdstuk moet. Maar dat komt vanzelf. Ondertussen vermaak ik me met mijn nieuwe projectje, waar ik in de vorige post al iets over schreef. Daar had ik ook een proeftekst beloofd, die ik hieronder dus publiceer. De bovenstaande titel hoort er bij. De bedoeling is dat elk hoofdstuk met een bruggetje aan elkaar geregen wordt. Zo wordt in het tweede hoofdstuk een bruggetje gemaakt tussen sport en datingsites. Vrij voor de hand liggend natuurlijk ;-)

Hier volgt de tekst (moet nog een beetje bijgeschaafd worden hier en daar, maar dat komt later):

Het nut van sporten gaat totaal aan mij voorbij. Ik begrijp het gewoon niet, die mensen die zich in het zweet werken met als belangrijkste resultaat dat ze er moe van worden. Ik word ook wel eens ergens moe van (van mensen of van werken bijvoorbeeld) maar nooit van sporten. Niet meer in ieder geval. Dat is verleden tijd.
Want ik heb natuurlijk wel eens gesport. Toen ik als kind klaar was met zwemles, vonden mijn ouders het van groot belang dat ik ‘iets actiefs’ ging doen. Nou is dat een ruim begrip, maar de bedoeling was toch vooral dat ik iets sportiefs ging doen. Ik moest iets kiezen, maar dan vooral de minst kwaaie. Voetballen was in ieder geval al uitgesloten. Al die mannen die een beetje in een veld achter een bal aanrennen. Zo zinloos. Mijn broertje en mijn vader keken in het weekend altijd naar voetbal op tv en ik was dan ook blij toen werd besloten om een tweede exemplaar van dit magische apparaat op de slaapkamer van mijn ouders te plaatsen.
Terwijl beneden mijn vader op zaterdagavond lag weg te sukkelen bij het Duitse voetbal, dat altijd gezien moest worden maar zelden ook echt gezien werd, lag ik met mijn moeder op bed naar The Flying Doctors te kijken waar ik belangrijke lessen leerde in medische ethiek. Iets waar ik later helemaal niets mee zou doen, maar er zijn slechtere manieren om je tijd te vullen. Naar sport kijken bijvoorbeeld.
Maar goed, ik moest en zou sporten van mijn ouders en uiteindelijk kwam ik bij atletiek terecht. Dat had enkele belangrijke voordelen boven andere sporten. Ten eerste was er voldoende afwisseling, want atletiek bestaat uit meerdere disciplines (die ik overigens geen van allen echt zou leren te beheersen) en ten tweede moest je vaak op je beurt wachten bij onderdelen als hoogspringen, verspringen en kogelstoten; waardoor een deel van de tijd op het veld ook zonder sportieve activiteit kon worden volbracht.
Het hoogtepunt van de sportiviteit was voor mij altijd het kopje citroenthee na de training. Het zegt denk ik genoeg als ik zoiets futiels hier tot hoogtepunt bombardeer. Maar er was nog een hoogtepunt. Tijdens mijn atletische carrière lukte het me namelijk om welgeteld één bronzen medaille te halen. Tijdens de clubkampioenschappen. Voor mensen die nog minder met sport bezig zijn dan ik: dat betekent dat je derde bent geworden. Dat zou in alle gevallen een best bijzondere prestatie zijn geweest. Zeker voor iemand die zo weinig interesse en talent voor sport aan de dag legde. Maar ik heb het gehaald. En hoe. Alle onderdelen volbracht ik die dag naar het beste van mijn kunnen, wat mij ongetwijfeld een vierde plaats zou hebben opgeleverd als er maar vier jongens in mijn groep meededen. In mijn geval deden er slechts drie mee, waarmee mijn bronzen medaille toch een plastic nasmaakje kreeg. Maar ik heb in ieder geval zo’n ding en een foto om te bewijzen dat ik daadwerkelijk op een podium heb gestaan.
Het is maar goed dat jongens en meisjes in de beoordeling gescheiden werden. Het laatste hardlooponderdeel werd namelijk wel gemengd uitgevoerd, maar niet zo beoordeeld in de puntentelling. Met alle kracht die ik in me had lukte het om te voorkomen dat ik als laatste over de finish zou komen. Ik liet maar liefst één meisje achter me, wat voor sommigen op die leeftijd waarschijnlijk meer waard was dan een bronzen medaille. Voor mij waren beide eigenlijk niet echt belangrijk.
Na een aantal jaar had ik alles bereikt, wat er (voor mij) te bereiken viel bij de atletiekvereniging en ik besloot daarom mijn heil in een andere activiteit te zoeken. Nou, eerlijk gezegd, had ik gehoopt in z’n geheel onder het fenomeen sporten uit te kunnen komen, maar ik mocht pas van atletiek af als ik een vervanging had gevonden. De scouting werd geopperd, maar daar ben ik maar vijf minuten wezen kijken. Toen bij de openingsceremonie een houten wolvenkop werd aanbeden, had ik het wel gezien. Dat ging niet meer goed komen.
Waarom weet ik niet, maar het werd uiteindelijk judo. Aangezien ik veel gepest werd in mijn jeugd, zou dat een mooie manier zien om het onaangename met het noodzakelijke (zelfverdediging) te verenigen. Ook deze sport vond ik niet heel erg leuk. Het was een noodzakelijk kwaad, waar ik overigens helemaal niet heel slecht in was. Er waren meisjes en (kleinere) jongetjes die ik op de grond kreeg en ik heb banden gedragen in verschillende kleuren. Maar echt lol, nou nee. Bovendien was er geen citroenthee. Dat was een duidelijk minpunt. Na een paar jaar vatte ik de moed op om ook hier een punt achter te zetten en dat werd onder luid protest uiteindelijk geaccepteerd.

Op de basisschool had je van die schoolsportdagen. Die zouden leuk moeten zijn en je kon er allerlei sporten uitproberen, waarvan er mij geen enkele kon boeien. Je moest er vaak drie kiezen en ik heb boven dat lijstje meer gezweet dan boven de latere Cito-toets. Meestal koos ik voor voetbal (omdat je dan lekker achter in het veld kon blijven wandelen, zo ver mogelijk van de bal vandaan), badminton (dat deed ik op de camping immers ook wel eens) en schaken.
Schaken koos ik altijd als derde sport en het had een heleboel voordelen. Ik denk niet dat mijn ouders deze edele sport hadden geaccepteerd in plaats van atletiek, maar tijdens zo’n schoolsportdag stond het toch echt op de keuzelijst en ik maakte er dankbaar gebruik van. Je kon er namelijk bij blijven zitten, zweten was uitgesloten en hier werkte het feit dat ik ook in deze sport totaal niet uitblonk in mijn voordeel. Mijn tegenstander had mij in luttele zetten van tafel geveegd, waarna ik dus lekker op tijd naar huis kon om bij te komen van alle inspanning.
De haat-liefdeverhouding met sport zou altijd blijven bestaan. Ik schafte wel eens wat gewichtjes aan, die na drie keer heffen onder in een kast belandden. Ik ging wel eens hardlopen, wat halverwege de route muteerde in heel langzaam wandelen. Echt leuk kon ik het nooit vinden. Niet om te doen en niet om naar te kijken. Mijn ideale sport bestaat uit het multidisciplinaire bankhangen, film kijken en gewichtheffen met chipjes. Een activiteit waar vooral niet te licht over gedacht moet worden. Het is een soort atletiek, maar dan horizontaal, waarbij alle zintuigen en spieren in optimale vorm worden gebruikt. En ik heb er een ongekend talent voor. Bijkomend voordeel is dat ik inmiddels een wandelende filmencyclopedie ben en dat heeft zijn nut meermaals bewezen.

De laatste keer dat ik echt heel fanatiek met sport bezig was, is slechts een paar jaartjes geleden. In een wanhopige poging om bij mijn toenmalige werkgever te kunnen vluchten, greep ik elke strohalm aan die ook maar iets op een carrièreverandering kon duiden. Zo kwam ook het boeiende vak van recherchekundige voorbij, waarvoor een aantal tests noodzakelijk was. Jawel, de conditietest was daar één van. In mijn naïeve overmoed besloot ik dat het mogelijk moest zijn om mijn conditie in enkele weken tijd van ‘couchpotato’ naar topatleet op te krikken en daarom ging ik vol overgave hardlopen, fietsen (bij voorkeur op een hometrainer, want dan kon je nog afstappen als je eigenlijk maar halverwege was) en maakte ik gebruik van de fitnessapparatuur die in de kelder van mijn appartementencomplex opgesteld staat.
Moet ik nog vertellen dat het niet helemaal werkte zoals ik gepland had? Vooruit dan maar. Het parcours tijdens de test, die meermalen achter elkaar afgewerkt diende te worden binnen een werkelijk onmogelijke tijd, was er op gericht om alle hoop en dromen voor een aspirant recherchekundige met kracht de grond in te boren. Al bij het tweede rondje kon ik niet meer en de laatste ronde heb ik niet eens bewust meegemaakt. Een blauwe waas trok voor mijn ogen en de rest van de dag bleef ik last houden van ademhalingsproblemen. Ik heb het gehaald. Tenminste dat schijnt zo te zijn, want ik was er zelf niet bij. Maar natuurlijk niet binnen de gestelde tijd. Daarnaast was de vermoeidheid dusdanig groot dat de soort van vage IQ test die volgde er aanzienlijk onder te lijden had. Two strikes… you’re out!

Daarna heb ik de sport voorgoed de rug toegekeerd. Niet dat ik helemaal niets actiefs meer doe. In de zomer fiets ik nog wel eens de achttien kilometer naar mijn werk, uiteraard in mijn eigen tempo, maar dat is dan vooral omdat het weer mooi 4,40 euro uitspaart voor de bus. Twee keer fietsen is toch al gauw een dvd’tje voor die echt favoriete sport en als ik die uit een aanbiedingsbak vis, dan zit er zelfs nog een zak Euroshopper Paprikachips in. Die ik bovendien helemaal zelf ga halen. Dus niet zeggen dat ik lui ben. Want als ik sport dan doe ik dat natuurlijk wel met een echt doel. Dat begrijp je.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten