Dit schrijverslog is een onderdeel van het project: Jack's Laatste
Droom
en moet gezien worden als ondersteuning en aanvulling
op het materiaal dat daar te lezen is.


dinsdag 30 maart 2010

Kruipen in een Zachte Ziel

Gerben schrijft over Jack, die op zijn beurt weer schrijft over David. Allebei met hetzelfde doel: afsluiting. Afscheid van een tijd, een idee, een droom, een gevoel en een leven dat niet voor hen bestemd is. Situaties zijn veranderd om de werkelijkheid te ontzien. Wat David heeft meegemaakt, hebben zowel Jack als Gerben nooit meegemaakt. Maar het gevoel is eerlijk. Het idee erachter is waar. Voor Jack moet de werkelijke genadeklap nog komen. Voor Gerben is dat al een gepasseerd station. Hij bevindt zich momenteel in de gemoedstoestand waar David mee eindigt: de overgang van teleurstelling, verbittering en pijn naar een afgesloten hart waarin alleen nog ruimte is voor werken, eten en slapen.

Mijn ware liefde gebruikte voor zo'n levensritme eens de kwalificatie 'ruk' (ik meen zelfs 'zwaar ruk'). Daar heeft ze gelijk in, maar na dertig jaar vechten en hopen en dromen, kun je jezelf voor de gek houden of gewoon toegeven wat het is: ruk. Want de liefde van je leven vinden en die vervolgens onbeantwoord zien... dat is gewoon ruk.

Ze vroeg me eens of ik geloof in de ware. Dat bevestigde ik, maar ik zei erbij dat ik denk dat ze elkaar niet altijd vinden. Hoe waar blijkt dat nu te zijn. En dan komt, wat een vriendin laatst noemde, de rouw. Want dat is het wel. Alleen is de vrouw van wie ik hou niet dood. Ze leeft nog en ik wens haar dat lang en gelukkig toe. Ook zonder mij. Het maakt het wel lastiger, want waar de dood een onomkeerbaar gegeven is waarmee je verplicht moet verzoenen, is rouw om iemand die er nog is geen gemakkelijke opgave. Ze leeft, maakt plezier, piekert, eet, geniet, drinkt, droomt, huilt. lacht en slaapt ergens anders in dit kleine landje. Dichtbij en toch veraf. En ik ben daar niet bij.
Ze schrijft ook (heel erg goed zelfs), waardoor ik deelgenoot zou kunnen blijven van haar leven. Maandenlang las ik haar berichten met enorm veel plezier, maar na het afgelopen weekend kan ik het niet meer opbrengen om haar schrijfwerk te lezen. Ik durf niet meer; bang voor wat ik daar aan kan treffen. Dat mis ik wel. Net als ik haar heel erg mis in de leuke mailtjes die over en weer gingen, grappige gesprekjes via MSN Messenger, sms of in levende lijfe.
Ik heb geprobeerd om haar te haten, maar daar is ze helaas veel te lief voor. Nog iets wat het rouwen niet makkelijker maakt. Ik heb geprobeerd om mijzelf van haar weg te duwen en haar te verbannen uit mijn hoofd, maar dat is een onmogelijke opgave gebleken. Haar naam leeft voort in straatnaamborden. Haar stem, met dat zoete accent, blijft praten in mijn hoofd. De helderblauwe ogen, die ik voor Jack's verhaal heb geleend, boren een gat in mijn ziel elke keer als mijn geestesoog ze onverbiddelijk oproept. De liedjes op de radio gaan over haar en mij, zelfs als ze daar niet over gaan. Zelfs bij de fileberichten komt ze langs. Er zijn plekken waar ik zonder te denken aan haar niet meer langs kan. Er zijn boeken die ik niet meer kan aanraken zonder een treurig gevoel.

Ik heb nooit officieel afscheid van haar genomen (alleen 'tot ziens' gezegd) en dat ga ik ook niet alsnog doen. Maar de kans dat ik haar ooit nog spreek, laat staan zal zien, is minuscuul. Want zelfs als het gevoel kan slijten dan weet ik zeker dat het zo weer terug kan komen op een later moment. Daarmee is de kans op een diepe en betekenisvolle vriendschap waarschijnlijk ook verleden tijd. In de laatste mail die ik haar heb gestuurd, heb ik haar belooft dat ze altijd bij me aan kan kloppen als er iets is. Die belofte blijft staan, al zal ze er waarschijnlijk nooit gebruik van maken. Vierentwintig uur per dag, ook als we oud en grijs en verschrompeld zijn. Dat is iets dat voor al mijn vriendinnen geldt. Dus ook voor haar. Want ze mag me als een hele goede vriend beschouwen, ook al lijkt dat tegenstrijdig en is het vreemd vanaf een afstand.

Er is dat kleine sprankje hoop. Dat waakvlammetje diep in mijn hart dat weliswaar geen warmte geeft, maar wel paraat staat om een groter vuur te ontsteken. De hoop dat het ooit allemaal nog eens goed mag komen; al zegt mijn verstand dat het er gewoon niet in zit. Het waakvlammetje blijft aan, zelfs met een groot slot op mijn hart, waar maar één persoon de sleutel van heeft. En dat ben ik niet.

Ik kan vloeken en huilen en schreeuwen dat het allemaal oneerlijk is (geloof me... dat doe ik ook), maar het verandert niets. Het leven is niet eerlijk en mensen krijgen niet altijd wat ze verdienen en hoe eerder je je daar bij neerlegt, hoe makkelijker het waarschijnlijk wordt.

Schrijven, samen met dat sprankje hoop, houdt mij staande. Het is het enige waar ik voor leef en wat ik bewust doe. In de tussentijd houd ik me bezig met werken, eten en slapen. Jack's ritme. Want meer ruimte is er niet. En dat is ruk. Zondermeer. Maar alleen als je er bij stilstaat. Uiteindelijk heb je het niet eens meer in de gaten.
Liefde is een ernstige vorm van krankzinnigheid. Plato zei dat, maar je hoeft er geen geleerde voor te zijn om dat te beamen. Dus ik ben zwaar gestoord! En uit gekte ontstaat kunst. Dat hoop ik dan maar. Ik hoop dat ik met mijn schrijverij iets kan creëren dat mensen zal raken. Herkenning voor lotgenoten en erkenning van mensen die er nooit bij stil hebben gestaan. Daar moet ik nog heel veel voor doen. Er zitten mooie teksten tussen, maar er is ook bagger. Herschrijven zal dus veel tijd gaan kosten. Als ik daar aan toe ben. Want daarvoor moet er eerst meer afsluiting zijn en daarvoor moet ik eerst het verhaal z'n gang laten gaan. Het zal alles zijn wat ik er aan overhoud, samen met een paar mooie herinneringen en een mapje in mijn mailbox die haar naam draagt als een archief van vroegere correspondentie. De meeste mailtjes heel erg leuk. De laatste paar (mea culpa) een stuk minder plezant.

Dus aan het werk dan maar. Op naar een volgend hoofdstuk, waar een zachte ziel nog wel een vorm van geluk mag kennen. Waar Jack verder mag gaan dan ik ooit zal komen. Of hij daar gelukkiger van wordt, weet ik niet. Ik ken het hele verhaal nog niet. Zelfs al weet ik ongeveer hoe het eindigt. Met de epiloog die ik onlangs nog beloofde (en dus hieronder weergeef). Een spiegelbeeld van de proloog. Maar die zegt nog niet heel veel. Of toch wel?

   Loop weg bij het bankje, waar elke zondag een man zat die de naam Jack draagt. Loop weg van dat langwerpige stuk groen uit die Grote Appel, die de naam Central Park draagt. Kunstmatig en kunstig. Midden in het centrum en toch in een compleet andere wereld. Ga weg van het eiland dat de naam Manhattan draagt. Waar zo'n anderhalf miljoen mensen leven. Als je de onophoudelijke toeristenstroom niet meerekent. Ga weg uit de stad die de naam New York draagt en dat eiland als onderdeel heeft. Een chaotische wereld, waar acht miljoen unieke verhalen leven. Hardwerkende zielen in een stad die nooit slaapt. Ga gewoon weg. Neem die stap. Net als Jack. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten